Het is een stralende dag in De Draslanden van Doem en Demagogie. De vogeltjes kwetteren argeloos, de kinderen blazen bellen van zorgeloze onschuld, en op het Ministerie van Angst en Vooroordelen rinkelen de kettingen van een zieltogend geweten. In de schemerige krochten van dit sinistere bolwerk staat Minister Faber, beter bekend als Fabermela, boven haar dampende ketel vol moreel vergiftigde beleidsstukken en kleffe proefballonnetjes. Ze roert met een roestige pollepel, haar mond vertrokken in een grimas van sadistisch genoegen. Plots borrelt er een misselijkmakend recept naar de oppervlakte. Haar ogen lichten op als die van een roofdier dat net een verdwaald konijntje heeft gespot.