Vier mij!

We staan stil. Twee minuten.
Op een plein.
Bij een monument.
Met vlaggen halfstok en kransen van zorgvuldig geschikt verdriet.

We herdenken.
Of dat zeggen we tenminste.
We huilen om de Holocaust.
We citeren Anne Frank.
We zeggen: “Voor hen die vielen.”
We zeggen: “Nooit meer oorlog.”

Maar we herdenken selectief.
We zwijgen over wat eigenlijk herdacht zou moeten worden.
Ons daderschap.

De stilte is comfortabel geworden.
Een ritueel met dempend effect.
Een pauze vol zelfbevestiging.

We noemen de Jodenvervolging.
De razzia’s.
De verzetsstrijders.
De executies.
Terecht.
Maar we vertellen onze kinderen niet dat Nederland één van de fanatiekste meewerkers was aan de deportatie van Joden.

Van de 140.000 Joden die er vóór de oorlog woonden, kwamen er meer dan 100.000 niet terug.
Dat is geen getal.
Dat is een aandeel.
75%.
Hoger dan in België. Frankrijk. Italië.
Niet alleen de Duitsers waren schuldig.
Wij werkten mee.

Gemeenteambtenaren leverden nauwkeurige bevolkingsregisters.
Politieagenten bonsden op deuren.
Spoorwegbeambten lieten de treinen rijden.
En buren… buren zwegen.
Of fluisterden: “Op nummer twaalf zit nog een Joods gezin.”

Ik verlang naar een speech waarin wordt vertelt dat de eerste Joden niet door Duitsers- maar door Nederlandse agenten werden opgepakt.
Dat duizenden NSB’ers met rode wangetjes hun buren verrieden.
Dat we wegkeken toen de treinen vertrokken.
Niet iedereen was fout, nee.
Maar genoeg mensen waren langer dan twee minuten stil.
Lang genoeg om het kwaad efficiënt zijn werk te laten doen.


We hebben de herdenking verheven tot cultureel erfgoed.
Tot iets van ons.
Van de Nederlander.
Wie aan onze herdenking komt, raakt de achilleshiel van onze mythe.

Terwijl we onze onschuld wassen in argeloosheid, zwijgen we over onze medeplichtigheid aan Gaza.
Geen treinen dit keer.
Wel Nederlandse bedrijven die onderdelen leveren voor gevechtsvliegtuigen.
Voor dodelijke precisie in Rafah.

Geen boekhouding, maar elektronica.
Geen bevolkingsregisters, maar communicatiesystemen.
We bevoorraden. We verdienen.

De F-35, paradepaardje van de moderne oorlog,
slaat in op huizen waar baby’s slapen.
Gebouwd, onderhouden, geoptimaliseerd deels in Nederland.
In Woensdrecht.
In Papendrecht.
In naam van ‘handel’ en ‘samenwerking’.

In februari 2024 oordeelde het Haagse gerechtshof: stoppen met leveren.
Want: “duidelijk risico op ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht.”
We gingen in hoger beroep.
Geen wapenembargo.
Ondanks Amnesty.

Ondanks Oxfam.

Ondanks Artsen zonder Grenzen.

Terwijl wij twee minuten stil zijn,
gillen in Gaza de kinderen.
Niet alleen van pijn, maar van angst.
Van het moment dat het huis naast hen verandert in stof en staal.
Van de seconden die volgen waarin ze hun moeder zoeken.
Soms vinden ze haar hand.
Soms vinden ze niets meer terug.

Terwijl wij herdenken,
slapen vrouwen in kelders.
Tussen puin en beton.
Met vliegtuigen boven hen, als roofdieren.
Hun baby’s huilen van honger, of doofheid, of paniek.
Soms graven ze kinderen op onder het puin.
Met halve schedels.
Of helemaal niks meer.

Terwijl wij herdenken
liggen op straat jonge mannen, oude mannen.
De één gestorven met zijn handen omhoog.
De ander met zijn gezicht naar de zon.
Sommigen stierven onderweg naar brood.
Anderen onderweg naar hoop.

En ondertussen zeggen wij: “Nooit meer oorlog.”
Al vertelt niemand op de Dam dat we nou eenmaal verdienen aan de oorlog van nu.
Dat we wapens produceren, exporteren én heel graag de oorlog faciliteren!
Dat we een tussenstation zijn.
Een stille medespeler.

Het zand in Gaza is geen zand meer.
Inmiddels is het as, glas, vermengd met fijngemalen botten.
Wie er nog leeft, ademt de dood.

Terwijl wij herdenken,
tekenen kinderen in Gaza een huisje.
Zonder zonnetje erboven.
Wel met een drone.
Made in Holland.

We houden van onze mythen.
De verzetsnatie.
De bevrijders.
Het ‘leren van het verleden’.

Precies dát is wat schuurt aan 4 mei.
Wat vreet.
Wat het ongemakkelijk maakt.

We herdenken slachtoffers,
en helpen mee om nieuwe te maken.

Ons moreel kompas is ingeruild voor exportvergunningen.

En ondertussen sterven daar kinderen.
Gebombardeerde ziekenhuizen.
Kapotgeschoten scholen.
Dode journalisten.
Dode artsen.
Geen wapendepots. Geen terroristen.
Gewoon mensen.
Gewoon kinderen.
Klassen vol kleine Anne Franks.

Dus liever geen zelfvoldane kranslegging meer.
Laat de koning maar vertellen dat Nederland medeplichtig was. En nog steeds is.

Dat 80 jaar herdenken niets heeft uitgemaakt.
Laat de koning maar vertellen dat onze wapenexport een moreel failliet is. En dan leggen we daarna een krans met bloedrode rozen.
Want anders is de stilte op 4 mei niet langer te harden. Een gecultiveerde verheerlijking van onszelf. Een dag die uitsluitend om ons verdriet draait en niet dat van anderen. Zolang we niets hebben geleerd kunnen we de dag beter hernoemen in; ‘Vier Mij’.

14 comments

  1. De hypocrisy van een belast geweten, het meten met vele maten, het volgen van de ziel of het ego.

    Tot de tanden bewapenen? Gewapende vrede?

    Vrede!

    Like

  2. Hallo Sylvia,

    aangrijpend en o zo waar.

    ik sta achter “nooitmeer” maar schaam me en ben verbijsterd over de houding en daden van de regering. Ook beanstigend.

    ook boosheid en machteloosheid voel ik als het om gaza gaat en al die slachtoffers die straffeloos gemaakt worden.

    ik steun nu tijd voor een rechtvaardig palestina israël beleid.

    was ook erg blij met de grote demonstratie in Rotterdam.

    Dank voor het op een fantastische manier van verwoorden van deze tragedie.

    hartelijke groet

    anika

    Like

Geef een reactie op #sylviawitte Reactie annuleren