Godverdomme, wat een farce. Daar sta je dan, op het schoolplein van het wereldtoneel, waar de grootste pestkoppen regeren en de regels geschreven worden in stoere praat en angstaanjagende dreigementen. Daar midden op het schoolplein, met gescheurde kleren en een vuile rugzak, staat Zelensky. Een doodnormale jongen die net iets te klein is om zich fysiek te verdedigen en die te koppig is om te knielen. “Waarom kom je hier bedelen, Zelenski?” sneert J.D. terwijl hij een klodder kauwgom tegen de muur kwakt. Zijn beste vriend Donald lacht zijn typische bulderlach. Het is de lach van een pestkop die toch weet dat niemand hem durft tegen te spreken. “Misschien moet je het gewoon opgeven, kleine man,” zegt hij. “Niemand vindt je nog interessant.”